Hoe ben je op het idee gekomen om een boek te gaan schrijven?
Op de basisschool leerde ik net als ieder ander kind lezen en schrijven. Toen ik dat eenmaal onder de knie had, begon ik zelf verhalen te schrijven. Over heksen, kabouters, elfjes en poezen. Ik schreef schriften vol en illustreerde het geheel ook nog. Niet dat ik kan tekenen, maar als zesjarige maakt je dat niets uit.
Toen ik in groep zes zat heb ik zelfs nog een keer een opstelwedstrijd gewonnen.
Op de middelbare school stopte ik met schrijven. Je krijgt het dan druk met van alles en nog wat en mijn leraar Nederlands besteedde er ook niet zoveel aandacht aan.
Begin jaren negentig kregen we een computer. Ja, en toen begon het weer te kriebelen. Ik schreef toen een kort verhaal over een jongen die een oude man berooft. Toen ik dat verhaal overlas, vond ik het een scène uit een spannend jeugdboek. Een jeugdboek dat nog niet geschreven was. Waarom zou ik dat niet schrijven? En zo is het begonnen.
Hoe lang doe je over een boek?
Over een bladzijde doe ik een uur ongeveer, dus reken maar uit. Daarna moet je je verhaal overlezen en corrigeren en dat neemt ook nog weer snel zo’n zestig uur in beslag. Dus al met al ben je snel zo’n tweehonderd tot driehonderd uur met een boek bezig, en dan moet je natuurlijk wel inspiratie hebben, want anders schrijf je in een uur nog geen regel.
Verdien je veel met schrijven?
Dat hangt ervan af. Als je bestsellers schrijft zoals Joanne Rowling, dan verdien je een heleboel. Maar als je minder verkoopt dan valt het nogal tegen. Van ieder verkocht boek krijg je tien procent, dus een euro per boek in mijn geval, en daar moet je dan nog weer belasting over betalen. Het ene jaar verkoop je veel en het andere jaar weer minder. Dus je hebt nooit een vast inkomen.
Wat vind je zo leuk aan schrijven?
Het allerleukste aan schrijven vind ik, dat je zelf de baas bent. Jij bepaalt als schrijver zelf wat er gebeurt. De personages doen wat jij schrijft.
Hoe kom je aan de onderwerpen voor je boeken?
Soms lees ik iets in de krant waarvan ik denk ‘hé, dat is een goed onderwerp voor een boek’. Zo las ik bijvoorbeeld jaren geleden een artikeltje over een Duitse jongen van twaalf die stiekem met de veerboot van Duitsland naar Noorwegen was gereisd vanwege problemen thuis. Dat liet me niet los. Allerlei vragen kwamen bij me naar boven. Hoe zou die jongen ongezien op de boot gekomen zijn? Waar zou hij zich verstopt hebben? Wat voor problemen had hij dan? Enzovoorts. De antwoorden op die vragen ben ik gaan verzinnen en zo ontstond ‘Belofte maakt schuld.’
Zijn je verhalen echt gebeurd?
Ja en nee. Sommige dingen zijn echt gebeurd, zoals die jongen die stiekem naar Noorwegen reisde, maar ik verzin daar dan een eigen verhaal om heen, dat niet echt gebeurd is, maar wel echt gebeurd zou kunnen zijn.
Je hebt twee boeken over pesten geschreven. Waarom?
Ik ben niet alleen schrijfster, maar ook lerares op een middelbare school. En op scholen wordt gepest. Ik zie het regelmatig in mijn klassen gebeuren. Niet dat ik het goed vind, hoor, ik verbied het altijd, maar wat er buiten de les gebeurt, daar heb je als docent lang niet altijd goed zicht op. Ik vind pesten iets verschrikkelijks. Gepeste kinderen voelen nog jarenlang de pijn van het pesten en dat vind ik heel erg. Daarom schrijf ik over pesten. Als er maar veel gepraat en gelezen wordt over pesten, dan wordt het misschien minder. Want juist als het doodgezwegen wordt, gaat het door.
Ben je vroeger zelf gepest?
Nee, wel eens geplaagd, maar dat overkomt iedereen zo nu en dan. Plagen is niet gemeen bedoeld, zoals pesten. Bij plagen is de plager niet ‘de baas’, bij pesten is de pester wel ‘de baas’.
Ga je nog lang door met schrijven?
Dat denk ik wel, want ik vind schrijven verschrikkelijk leuk.